
Jurisprudentie
AE0610
Datum uitspraak2002-02-20
Datum gepubliceerd2002-06-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 01/00660
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-06-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 01/00660
Statusgepubliceerd
Uitspraak
WAHV 01/00660
20 februari 2002
CJIB 34329183
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter te Bergen op Zoom
van 11 juni 2001
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Breda niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. In hoger beroep is niet bestreden, dat de betrokkene niet binnen de in art. 11, derde lid, WAHV gestelde termijn zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie en evenmin dat de betrokkene dit verzuim niet binnen een nader gestelde termijn heeft hersteld.
3.2. Partijen stellen zich op het standpunt, dat de kantonrechter te Bergen op Zoom niet bevoegd is kennis te nemen van het beroepschrift.
3.3.1. Art. 10 (oud) WAHV bepaalt voor zover hier van belang dat de officier van justitie het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ter kennis brengt van het kantongerecht binnen wiens rechtsgebied de gedraging is verricht.
3.3.2. Blijkens de gedingstukken is de gedraging op 22 april 2000 verricht op de Achterdijk te Zevenbergen in de gemeente Moerdijk.
3.3.3. Op 1 april 1998 is de naam van de gemeente Zevenbergen gewijzigd in gemeente Moerdijk. Tot deze gemeente behoort onder meer Zevenbergen.
3.3.4. Ingevolge art. 2 van de Wet op de rechterlijke indeling, zoals deze bepaling luidde van 19 juni 1998 tot en met 30 april 2001, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, strekt het rechtsgebied van het kantongerecht te Zevenbergen zich uit over de gemeenten Etten-Leur, Halderberge, Rucphen en Zevenbergen.
3.3.5. Nu de wetgever in het opheffen van de gemeente Zevenbergen per 1 januari 1998 geen aanleiding heeft gezien art. 2 van de Wet op de rechterlijke indeling te wijzigen, moet die bepaling kennelijk aldus worden verstaan, dat die opheffing niet tot wijziging van de bevoegdheid van het kantongerecht Zevenbergen heeft geleid. Derhalve moet art. 2 van voormelde wet aldus worden verstaan, dat voor de bevoegdheid van de kantonrechter bepalend is of de gedraging heeft plaatsgevonden in het gebied dat behoorde tot de (voormalige) gemeente Zevenbergen. Nu de gedraging heeft plaatsgevonden op het grondgebied welke tot het rechtsgebied van het kantongerecht Zevenbergen behoorde, was het kantongerecht te Zevenbergen ten tijde van het instellen van beroep tegen de beslissing van de officier van justitie bevoegd kennis te nemen van het onderhavige beroep.
3.3.6. Ingevolge de Wijzigingswet Wet op de rechterlijke indeling (Stb. 2001, 102), welke in werking is getreden op 1 mei 2001, is het kantongerecht te Zevenbergen opgeheven en zijn de zaken die bij dit kantongerecht op dat moment aanhangig waren van rechtswege in de stand waarin zij zich bevonden overgedragen aan het kantongerecht te Bergen op Zoom. Derhalve was laatstgenoemde kantongerecht bevoegd om te beslissen op het beroep. Het standpunt van partijen is derhalve niet juist.
3.4. De betrokkene voert verder aan, dat de bestreden beslissing niet in het openbaar is uitgesproken.
3.5. De beslissing van de kantonrechter houdt in dat deze is gegeven en in het openbaar is uitgesproken door mr J.J. Minnaar, kantonrechter, op 11 juni 2001 in tegenwoordigheid van J.A.J. van den Boom, griffier. Deze grief van de betrokkene treft derhalve evenmin doel.
3.6. De betrokkene voert tenslotte aan, dat er geen zitting is geweest en dat hij geen oproeping heeft ontvangen.
3.7. Het verweer van de betrokkene moet aldus worden opgevat dat het beroep ten onrechte niet ter zitting van de kantonrechter is behandeld. Uit het systeem van de wet, zoals dat besloten ligt in de art. 11, leden 3 en 4, 12, lid 1en 13, lid 1, WAHV, volgt, dat in geval van het niet of niet tijdig stellen van zekerheid de kantonrechter op het beroep kan beslissen zonder de betrokkene te horen (vgl. HR 3 maart 1992, VR 1992, 68).
3.8. Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beslissing bevestigen.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr Van Dijk, in tegenwoordigheid van mr Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.